lü
[«I, 2.]
Verslag over de verrigtingen aangaande het armbestuur over 1S75.
werven, doch wegens ongeschiktheid of gemis van bowijs-
stukkcn. niet aangenomen werden.
Uit de ontvangen berigten
1)1
ijkt, dut de goede tooi>as-
sing van die wet, op het armwezen een gunstigen invloed
heeft uitgeoefend, en werd ban werking daarom , evenals
in vorige jaren , door de verschillende gemeentebesturen
zeer geroemd.
Zahicii /clrokken uitkomsten der mrgèUgdt tabellen ,
iiiliiiiidcnde de statistiek rau hel armmezen over 1875.
Wat den vorm van het verslag betreft, wordt verwezen
naar bladz. 12 van dat over 1807.
In plaats van de totalen der bevolking van de provin-
cien zijn, zoo als hiervoren reeds is gebleken , weder gegeven
die der vier groepen van gemeenten naar het bevolkings-
cijfer al;: de gemeenten van 3000 en minder zielen, van
3001 tot 10 000, van 10 001 tot 20 000 en van meer dan
20 000 zielen.
De bevolking was op 31 December 1875 van dei
eerste groep 1 167 818 inwoners.
tweede » 1357 751 »
derde • 303 684
vierde > «80 274 »
en dus van het Rijk ... 3 809 527 inwoners.
De eerste groep van gemeenten behoort van verre weg
het grootste deel , tot wat men doorgaans plattelands-
bevolking noemt; de tweede bevat mede voor het meer-
endeel eene verspreide of landelijke bevolking; de derde
bestaat grootendeels uit eene in kommen vereenigde (ste-
delijke) bevolking , terwijl eindelijk de laatste groep bestaat
uit de 18 grootste gemeenten (steden), met name Amster-
dam, Rotterdam, 's Gravenhage, Utrecht, Leiden, Gro-
ningen, Haarlem, Leeuwarden, Maastricht, Arnhem,
's Hertogen bosch, Dordrecht. Delft, Nijmegen, Zwolle,
Tilburg, den Helder en Schiedam.
De aard der instellingen , waartoe de overgelegde tabel-
len betrekking hebben, zijn duidelijk op die tabellen
omschreven.
Even als in de voorgaande verslagen duiden de letters
a, b, e en d de onderscheiding naar art. 2 der wet van
28 Junij 1854 (Staatsblad n°. 100) aan, als volgt:
a. instellingen, door de burgerlijke overheid geregeld
en van harentwege bestuurd;
b. die van kerkelijke gemeenten, bestemd voor de armen
eener bepaalde godsdienstige gezindte, en van wege die
kerkelijke gemeenten geregeld en bestuurd;
c. die door bijzondere personen of door bijzondere niet
kerkelijke vereenigingen geregeld en bestuurd; en
d. die van gemengden aard, in welker regeling of
bestuur door de burgerlijke overheid, of van wege eene
kerkelijke gemeente, of door bijzondere personen of bij-
zondere niet kerkelijke vereenigingen gezamenlijk wordt
voorzien.
De inrigting der overgelegde tabellen is gelijk aan die,
bij het verslag over 1871 gevoegd , on toen, voor de daarin
gebragte vereenvoudiging, toegelicht.
Voor zooverre de uitgaven en ontvangsten van besturen,
die meer dan ééne instelling beheeren, voor splitsing vat-
baar waren, en de onderscheidene instellingen tot meer
dan ééne der bij dit verslag overgelegde tabellen behoor-
den, werd die splitsing daarbij in acht genomen. Dit kon
evenmin als vroeger overal geschieden, en in dit geval
moesten wel de uitgaven en ontvangsten van deze en gene
soort van instellingen begrepen worden in de tabellen voor
eene andere soort bestemd.
In de kolom «aanmerkingen'' op den rug der tabellen
voorkomende, wordt vermeld, voor boevele en voor welke
instellingen deze omstandigheid zich voordeed.
Bij de mededeeling der volgende uit de tabellen en nota's
getrokken uitkomsten , is de wijze van bewerking van de
voorgaande verslagen behouden.
Nog zij opgemerkt, dat de toelichtingen en bijzonder-
lieden, in deze zamengetrokken uitkomsten niet opgeno-
men, voorkomen op den rug der tabellen, waartoe ze
betrekking hebben.
At ie instellingen van weldadigheid en de
gemeentebesturen te zamen.
In lo75 waren er, met uitzondering van de gestichten
Ommeraohana en Veenhuizen, van de instellingen der
Maatschappij van Weldadigheid en van de gestichten voor
krankzinnigen, 5309 instellingen. Daarvan behoorden er
1414 tot lit. a. 3245 tot lit. b, 602 tot lit. c en 48 tot
lit. d van art. 2 der wet op het armbestuur.
In voorgaande verslagen is steeds eene verzameling op-
genomen van het getal personen die in de weldaden van
de verschillende soorten van instellingen deelden.
Zulk eene opgave volgt ook hier, waarbij echter, wat
de besturen voor huiszittende en schamele armen betreft,
moet gewaarschuwd worden tegen het maken van verge-
lijkingen met de aan 1867 voorafgegane jaren, omdat toen
door vele besturen alle leden van de bedeelde gezinnen als
zoovele ondersteunden werden medegeteld, en thans, even
als over de jaren 1867-1874, slechts opgave geschiedt van
het getal hoofden van huisgezinnen en eenloopende personen.
Het getal personen , die gedurende den winter levens-
middelen en brandstoffen ontvingen van de commissien of
vereenigingen ter uitdeeling daarvan, was evenmin als
vroeger bekend, omdat in den regel ieder inschrijver , naar
goedvinden, beschikt over het aantal kaartjes, waarvoor
hij
inschreef.
Het cijfer van hen, die in de weldaden der instellingen
deelden eu die regtstreeks van de gemeentebesturen onder-
stand erlangden, bedroeg:
Door de gemeentebesturen regtstreeks ondersteund
i door de 1202 armbesturen a en d . . .
4026 j > » 2729 » b
) » » 95 » e
Te zamen. . . .
door het ééne genootschap tot ondersteuning van schamele
armen a
door de 132 genootschappen b
» » 72 » c
205
Te zamen.
Hoofden
van
huisgezinnen.
Eenloopende
personen.
Te zamen.
5 034
3 227
8 261
39 367 23
382
68
131 37
482
3
487
1116
62 749
105
613
4 603
110
985 61980
1
172
965
29
8 026
5 012
36
2 042
1 132
65
10
068
6 144
13 067 3
210
16
277
Comments to this Manuals