Bosch KOR-6305 User Manual Page 44

  • Download
  • Add to my manuals
  • Print
  • Page
    / 48
  • Table of contents
  • BOOKMARKS
  • Rated. / 5. Based on customer reviews
Page view 43
Bijlagen
E.
[122.
2.]
Tweede Kamer.
45
Verslag over de verrigtingen aangaande het armbestuur over 1875.
Ten gevolge van een en ander loopen over 212 banken
da opgaven, dia in gemelde tabellen Sla en h zijn opge-
nomen, en die tot de hier volgende beschouwingen nau-
leiiling geven.
liet getal deelnemers stond tot de bevolking iils 39,09
tot 1000 zielen.
De verhouding* was in j
Noordbrabant 14,0.")
(ielderland 30,39
Zuidholland 69,36
Noordholland 57,39
Zeeland 21,48
Utrecht 40,87
Friesland 31,83
Overijssel 24,59
Groningen 43,14
Drenthe 12,31
Limburg 4,18
In 1874 was de verhouding over het geheel 35,05.
Zoowel in het geheel, als in iedere provincie afzonder-
lijk, was 'lus de deelneming, vergeleken met die in laatst-
genoeind jaar, weder belangrijk toegenomen. Ook hier
stond Zuidholland, wat het getal deelnemers betreft, verre
boven alle andere provinciën.
Het getal deelnemers in al de banken te zamen was
148 922, tegen 132 061 in 1874, en dus 16 861 meer dan
in genoemd jaar; het verschil in meer tusschen de jaren
1874 en 1873 beliep 13 405.
Blijkens gemelde tabellen werd er f 8 791 568 ingelegd
en siechts f 5 786 586 terug betaald; het eerste overtrof
liet laatste derhalve met f 3 004 982.
Het bedrag der ingelegde gelden was in alle provinciën
honger dan in 1874; het bedroeg in het geheel f 8 791 568
teilen f 7 125 840 m dat jaar en was dus t' 1 665 728 meer.
De terugbetalingen bedroegen meer in alle provinciën,
met uitzondering van Zuidholland en Overijssel, waar zij
minder beliepen dan in 1874.
Voor onderhoud van gebouwen enz. werd f 9433 meer
uitgegeven; daarentegen bedroegen de inkomsten van be-
zittingen f 128 885 meer dan in 1874.
Het zuiver bedrag der reservefondsen klom van f 2 751 071
in 1874 rot f 3 032 466 in 1875, en was dus met f
281
395
vermeerderd.
Uit een en ander blijkt de algemeene vooruitgang der
spaarbanken. Die vooruitgang was doorgaande. Het getal
instellingen klom, blijkens de tabellen, van 1865tot 1875
van 158 tot 223; het bedrag der inlagen van f 2 845 592
tot f 8 791568.
Vergeleken met 1874, waren er in 1875 in de 206 banken,
van welke opgaven over beide jaren werden verkregen,
meer deelnemers bij 183 en minder bij 19 banken; bij 4
bleef het getal onveranderd; bij de gemelde 206 banken
bedroegen de
:
nlagen bij 165 meer en bij slechts 41 minder.
Een en ander zijn sprekende bewijzen van den steeds
toenemenden bloei der meeste spaarbanken. Veilig kan in
de eerste plaats de oorzaak daarvan worden toegeschreven
aan den welstand der werkende klasseen der zoogenaamde
kleine burgerij. Veel werk was er te krijgen , in vele
gemeenten gedurende bijna het geheelejaar; meestal ruim
waren de loonen voor dat werk uitbetaald. Daardoor kon er
iets bespaard worden, zelfs iets meer dan in vorige jaren.
Erkend moet het echter worden dat vele besturen van
spaarbanken alle mogelijke pogingen in 1875 weder hebben
aangewend, om den bloei der onder hun beheer staande
instellingen te bevorderen. Sommige gaven door versprei-
ding van gedrukte verslagen aangaande ontvangsten en
uitgaven enz. meer bekendheid aan de banken; andere
stelden meer gelegenheid tot het inbrengen en terugnemen
van gelden ; weder andere verhoogden den intrest, aan de
deelnemers uit te betalen.
Wel is waar was de deelneming in enkele banken, zoo
in getal als in bedrag, minder dan in 1874; wel werd er
bij eenige in 1875 minder ingehragt dan teruggenomen,
doch dies gevallen waren , blijkens vorenstaande opgaven ,
niet talrijk. Hij dia banken , waar zulks plaats had , lag
de reden meer in toevallige omstandigheden , soms van
plaatselijken aard of in veranderingen der reglementen,
om daardoor de instellingen meer aan het doel, waarvoor
zij in het leven wer ,en geroepen, te doen beantwoorden.
Zoo werd onder anderen uit Eist gemeld , dat daar f 6000
minder in de bank werd belegd en f 8000 meer terug-
gevraagd , alleen ten gevolge; dar bepaling, om kapitalen
van f 1000 en honger niet meer aan te nemen. Dien ten
gevolge verminderde ook het aantal deelnemers in die
bank. Door de bank te Dwingelo werd ruim f5005 meer
aan de deelnemers terugbetaald dan in 1874, een gevolg
van de gemaakte bepaling, om geen grootere som dan
f 1000 van één persoon in de bank te bebouden. Het getal
deelnemers was , vermoedelijk daardoor, bij die bank minder
dan in 1874; dit was evenzeer het freval wat betreft het,
bedrag der inlagen. Het aangaan \an huwelijken of het
beginnen van eene handelszaak was mede oorzaak van het
terugnemen van vele gelden. Althans door de besturen
der banken te Buren , Beduin, Hoogezand en Sappemeer,
Nieuwe Pekela, Termunten, werd dit gemald.
Hier zij echter opgemerkt, dat verschillendeomstandig-
heden, die volstrekt niet in verband staan met de meerdere
of mindere zucht tot sparen, ook niet met den meerderen
of minderen vooruitgang van de banken , aanleiding kun-
nen geven tot het in die instellingen plaatsen, geplaatst
laten of het daaruit terug nemen van gelden. Zoo wordt
o. a. vaak van de spaarbank gebruik gemaakt, tot tijde-
lijke belegging van gelden, in afwachting van de gele-
genheid om ze voordeeliger dan daar te beleggen, of wel
worden de bespaarde gelden terug genomen , zoodra zij
een bedrag hebben bereikt, voldoende, om ze meer winst-
gevend te kunnen plaateen.
Bij Koninklijk besluit van 28 December 1875 (Staatsblad
r.°.
250) is, met ingang van 1 Mei 1876, de gelegenheid
opengesteld tot het overmaken door tussch inkomst der
postadministratie, van gelden aan en het erlangen van
terug betaling van spaarbanken, welker besturen zich tot
medewerking op den voet van dat besluit bereid verklaren.
Spaarkassen.
Ten gevolge van de opheffing der spaarkas te Holten,
ontstaan door iiet vertrek uit die gemeente van den op-
rigter en bestuurder dier instelling , is het getal in tabel
32 vermelde spaarkassen één minder dan in die over 1874
en bedraagt dus 31.
Het bestuur der spaarkas te Ede heeft weder geweigerd
de verlangde opgaven te verstrekken; de opgaven omtrent
de instellingen van .dien aard te St. Nicolaasga en Gro-
ningen ontbreken mede ; de kas te 's Graven hage heeft
tijdelijk hare werkzaamheden gestaakt, terwijl die te
Brouwershaven, te Zonneinaire en te Smallingerland, we-
gens gemis aan deelneming nog steeds buiten werking
bleven.
Vergeleken met 1874 leverde 1875 de volgende resul-
taten op.
Het getal deelnemers bedroeg 6710 tegen 7116 in 1874
en was dus 406 minder. Het bedrag der gedane inlagen
was f 17 956, en het terug betaalde , zoo in geld als in
nature, f 8573 minder dan in 1874. Ook de inschrijvingen
of bijdragen door particulieren waren minier dan in laatst
genoemd jaar en wel tot een bedrag van f 1965.
De oorzaak van die verschillen ligt in het niet werken
gedurende 1875 van de kas te 's Gravunhage en in het op-
heffen van die te Holten. Eerstgenoemde kas telde in 1874
579 leden, het ingelegde bedrag beliep in dat jaar f 15 929
en het terug betaalde f 16 072; de laatst genoemde telde
slechts 19 leden, die het niet onaanzienlijk bedrag van
f 6361 hadden ingelegd , terwijl het terug betaalde slechts
f 1251 beliep.
Door nu deze cijfers zamen te tellen en de verkregen
uitkomsten te vergelijken met de hierboven aangewezen
verschillen tusschen beide jaren , wordt een resultaat ver-
kregen , dat aantoont eene meer uitgebreide werkkring
dan in 1874 bij vele der overige instellingen van dezen aard.
En werkelijk; er waren, blijkens gemelde tabel 32, ver-
Bijblad van de Nederlandsche Staats-Courant. 1877—1878.
Page view 43
1 2 ... 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48

Comments to this Manuals

No comments